12 april 2011

Yad Vashem onderscheidingen in Bevrijdingsmuseum Groesbeek

Dinsdagmiddag werden in het Bevrijdingsmuseum 1940-1945 te Groesbeek een aantal Yadvshem onderscheidingen uitgereikt aan “helden” uit de Tweede Wereldoorlog of hun nabestaanden. Tijdens deze plechtigheid lazen twee leerlingen van de basisschool Op de Horst gedichten voor en hielden de heren Jem van den Burg, namens de Joodse Gemeente Nijmegen en Joop Levy, voorzitter van de Stichting Vrienden van Yad Vashem Nederland. De onderscheidingen werden uitgereikt door mevrouw Silvia Berladski-Baruch, Counsellor voor pers, cultuur en publieke zaken Ambassade van Israël aan mevrouw Anna Schroiff. De onderscheiding werd in ontvangst genomen door de dochter Erika Schoenmakers-Schroiff. Verder aan het echtpaar Ten Seldam. De onderscheiding werd in ontvangst genomen door de schoondochter mevrouw Johanna ten Seldam-van Nes. En als laatste aan het echtpaar Stockmann. Deze onderscheiding werd in ontvangst genomen door de dochter, mevrouw Margret Verhaak-Stockmann. Mede namens de andere geëerde personen hield Mevrouw Erika Schoenmakers-Schroiff een toespraak en sprak de heer Ernst Krakenberger, mede namens de andere geredde personen, een dankwoord uit. . Zie de foto’s

DSC_2134Yad_V_copy

Een van de belangrijke taken die de Staat Israël zich stelt, is het eren van mensen, die zelf niet Joods zijn en die met inzet van eigen leven en vaak ook dat van hun huisgenoten, tijdens de Holocaust Joodse medeburgers probeerden te redden.

Dinsdag 12 april 2011 zal om 14.00 uur, in het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945, Wylerbaan 4  te Groesbeek een Yad Vashem ceremonie plaatsvinden.

Silvia Berladski Baruch, Counselor voor pers, cultuur en publieke zaken van de Ambassade van Israel zal de medailles en het bijbehorende certificaten uitreiken.

Hieronder volgt een deel van de verhalen waarop de aanvragen voor deze Yad Vashem onderscheidingen zijn gebaseerd.

In het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 zullen postuum worden geëerd

 

de heer Karl Wilhelm Josef Stockmann en zijn echtgenote

mevrouw Annemarie Stockmann-Dietrichs

‘Zonder jullie was ik nu niet in leven’, schrijft ‘de geredde baby’, Ernst Krakenberger bij de aanvraag voor zijn redders.

Het niet-Joodse gezin Stockmann besloot – uit angst voor de Nazi’s – Duitsland te verlaten en naar Nederland te emigreren. Vader Karl ging werken bij Bank Albert de Bary aan de Herengracht in Amsterdam; het gezin telde drie kinderen: Elisabeth (Berlijn,1921), Margret (Hamburg, 1924) en de jongste Carl Heinrich Josef werd in 1926 in Amsterdam geboren. Van het gezin is alleen Margret nog in leven. De familie woonde eerst in Amsterdam, maar verhuisde later naar Aerdenhout.

De ouders van Ernst Krakenberger emigreerden na de ‘Reichskristallnacht’ van hun woonplaats Neurenberg in Duitsland naar Nederland, waar zij begin 1939 aankwamen. Ze woonden o.a. in Amsterdam, Bentveld en Naarden. Daar werd Ernst in december 1940 geboren.

De gezinnen Stockmann en Krakenberger raakten bevriend. Toen het in de oorlog steeds gevaarlijker werd, nam Ernst’s moeder het initiatief om haar zoon bij de familie Stockmann te laten onderduiken. Het sprak vanzelf dat mevrouw Stockmann het jongetje onder haar hoede nam.

Aangezien het de familie Stockmann niet gelukt was om voor de oorlog de Nederlandse nationaliteit te krijgen, werden zij door de Nazi’s als Duits staatsburger beschouwd. Dit had tot gevolg dat de hele familie Stockmann werd opgeroepen om in dienst van de Wehrmacht te komen. Het gevolg was dat ook zij op een gegeven moment moesten onderduiken. Aangezien de Stockmanns niet allen op het zelfde onderduikadres konden verblijven, nam dochter Margret de kleine Ernst met zich mee naar de diverse onderduikadressen, zogenaamd als haar buitenechtelijke zoon.

Ernst herinnert zich de laatste maanden in Heemstede en de bevrijding in mei 1945. In september kwamen de ouders van Ernst terug; ze hadden diverse concentratiekampen overleefd. De families bleven altijd bevriend. Ook nu nog met de nieuwe generaties erbij, zijn er goede contacten.

Een achterneef van Ernst, Herbert Krakenberger verbleef ook enige tijd bij de familie Stockmann. Hij voegde zich echter bij zijn ouders in Westerbork en werd samen met hen naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Zijn vader is daar omgekomen. Herbert en zijn moeder overleefden de oorlog. Herbert heeft nu de achternaam Craig en woont in Aberdeen, N.C. in de Verenigde Staten.

De leden van de familie Stockmann wisten maar al te goed hoe groot het risico was om een Joods jongetje te verbergen en zeker toen zij zelf ook serieus gevaar liepen! Het getuigt dan ook van de grootste moed en opofferingsgezindheid dat zij alles in het werk hebben gesteld om het leven van Ernst te redden, zodat hij deze dag samen met Margret kan beleven!

De heer en mevrouw Stockmann-Dietrichs worden beiden postuum door Yad Vashem geëerd als Rechtvaardigen onder de Volkeren, omdat zij, evenals hun dochter Margret, belangeloos hun leven in de waagschaal stelden om de levens van anderen te redden.

De onderscheiding voor de heer Karl Wilhelm Josef Stockmann en mevrouw Annemarie Stockmann-Dietrichs wordt in ontvangst genomen door hun dochter mevrouw Margret Verhaak-Stockmann.

 

de heer Frederik Jan ten Seldam en

zijn echtgenote mevrouw Jenneken ten Seldam- Koopman

 

Hulde aan de heer en mevrouw Ten Seldam-Koopman, die ieder op eigen wijze en gezamenlijk zich heldhaftig hebben gedragen erd en gedurende het jaar 1944-1945.

Raquel Beatrice Nunes Cardozo Sakoun heeft als meisje van tien jaar bij het echtpaar Ten Seldam ondergedoken gezeten. Zij herinnert zich dat zij in de herfst van 1944 laat in de avond door een lid van de illegaliteit, Ankie Stork, naar het huis van de familie Ten Seldam is gebracht.

Zij had toen al op zeven verschillende adressen ondergedoken gezeten. Op bovengenoemde avond werd zij ‘bezorgd’ bij de familie, waar zij hartelijk en lief werd ontvangen.

Zij was verlegen, in de nieuwe omgeving met weer vreemde mensen. Zij hield haar twee poppen, waarvan zij er nog steeds een in haar bezit heeft, stevig vast. De heer Ten Seldam plaagde haar goedaardig en zei: ‘zet de poppen maar lekker naast je neer,  jij gaat iets lekkers eten!’

De eerste weken was het erg moeilijk om zich aan te passen aan de nieuwe omgeving. De familie deed alles om haar op haar gemak te stellen. Zoon Gradus hielp daar ook bij. Zij mocht zijn geliefde konijn vasthouden en samen met Gradus ging zij de wei in tegenover het huis van de familie om vers gras en distels voor dit bijzondere konijn bij elkaar rapen.

Zij was niet de enige onderduiker in het huis. De heer Ten Seldam was namelijk voorheen naar een werkkamp in Duitsland gestuurd en vervolgens uit het werkkamp gevlucht. Hij werkte daarna op de grote boerderij van de heer Bannink op de Luttenberg. Van daar uit had hij het op zich genomen als nachtwacht te werken op een distributiekantoor in Hellendoorn. Leden van de illegaliteit wisten dat de heer Ten Seldam ‘goed’ was en hebben, toen hij de wacht hield, een overval gepleegd. Ze hadden bonkaarten nodig voor onderduikers, neergeschoten piloten en andere mensen die ondergedoken zaten in de omgeving van Nijverdal.

Vóór en tijdens bombardementen in Nijverdal erdure de ramen verduisterd worden. Op een gegeven moment hadden de Duitsers de elektriciteit afgesloten. Maar de heer Ten Seldam kon de elektriciteit in zijn eigen huis weer aansluiten. Voorzichtigheid was geboden,  er mocht geen spleetje licht door de ramen komen, want het was erdure om elektriciteit te hebben.

De avond voordat Nijverdal werd bevrijd, gingen er geruchten rond dat de bevrijdingstroepen in aantocht waren. De Duitsers plaatsten een kanon op een belangrijk kruispunt en velen van de buren gingen op de vlucht. Behalve de familie Ten Seldam. De heer Ten Seldam groef een kuil achter het huis, waar hij o.a. het jaarlijks erdureine geslachte varken in begroef.

Mevrouw Ten Seldam was heldhaftig op verschillende gebieden. Zij zorgde voor haar zoon en Beatrice. Zij las voor, toen er geen elektriciteit was, bij het licht van een petroleumlamp, en kookte op een petroleumkacheltje.  Zij zorgde ervoor erdur voorzieningen waren, als iedereen de schuilkelder in moest. Kortom de heer en mevrouw Ten Seldam waren hoogstaande mensen, die koelbloedig en met grote liefde mensen bijstonden in vele situaties, evenals de erdure familieleden die Beatrice als ‘nichtje’  beschouwden.

Beatrice heeft in deze verschrikkelijke tijd veel levenslessen geleerd, niet alleen van de familie Ten Seldam, maar ook van de buren. Zij heeft geleerd om medemensen te helpen en te respecteren. Zij denkt vaak terug aan deze episode in haar leven toen zij het voorrecht had om bij deze familie te wonen en denkt met dankbaarheid en genegenheid terug aan de heer en mevrouw Ten Seldam-Koopman, hun enige zoon Gradus en schoondochter Johanna, die het mogelijk hebben gemaakt dat Beatrice, als enige van de familie, de oorlog heeft overleefd.

De heer en mevrouw Ten Seldam-Koopman worden postuum door Yad Vashem geëerd als Rechtvaardigen onder de Volkeren, omdat zij belangeloos hun leven in de waagschaal stelden om de levens van anderen te redden.

De onderscheiding voor de heer Frederik Jan ten Seldam en mevrouw Jenneken ten Seldam-Koopman wordt in ontvangst genomen door de schoondochter Johanna ten Seldam-van Nes.

~

mevrouw Anna Josephine Schroiff

Anna Schroiff werd geboren op 23 april 1906 in Recklinghausen, Duitsland en overleed op 30 december 1987 in Amsterdam.

Al op haar twaalfde jaar moest Anna het huis uit om te gaan werken.  Zij woonde dan bij de mensen bij wie  zij in dienst was. Zij had verschillende betrekkingen en als laatste werkte zij vele jaren bij de Duits-Nederlandse familie Katz in Duitsland, als huishoudster en kindermeisje. Zij ging een aantal keren met het gezin op bezoek naar Nederland.

Waarschijnlijk is Anna op een gegeven ogenblik met de familie Katz naar Nederland verhuisd, waar zij wederom op verschillende plekken heeft gewerkt. In 1943 kreeg zij een dochter Erika.

Anna had de familie Katz beloofd, dat zij in hun huis in de Uiterwaardenstraat 112-II in Amsterdam zou gaan wonen en op hun spullen passen als de familie weggehaald zou worden, zodat alles er nog zou zijn, mochten zij terugkomen. Ook vond zij het een goed idee om het naambordje aan de deur van de familie Katz te vervangen door een bordje met haar Duitse naam. Maar dat wilde de familie niet.

Toen de familie inderdaad in 1942 werd weggehaald, en niet terugkwam, is Anna in het huis gaan wonen, en heeft het na de oorlog voor elkaar gekregen om daar officieel te blijven wonen. Tot aan de bevrijding heeft zij voor kortere en langere tijd onderdak verleend aan Joodse en niet-Joodse onderduikers.

Vanaf het voorjaar 1942 tot aan de bevrijding hebben Philip Veffer, Sara Veffer-Rozette en hun 14-jarige zoon Jonas bij Anna ondergedoken gezeten. Zij hadden het adres gekregen van Emmy Schöne, die ook een kamer in het huis bewoonde. Later, in 1943, kwamen ook een neef van de familie Veffer, Salomon Kat en de niet-Joodse Lubbert Hazelhoff, die actief was in een verzetsgroep, bij haar onderduiken.

 

Ook heeft zij meerdere mensen tijdelijk onderdak verschaft. In de meest afgelegen slaapkamer was een ‘schuilkelder’ gemaakt. Uit de houten vloer was een groot luik gezaagd. Bij gevaar konden de onderduikers daarin verdwijnen. Luik er op, kleed erop, bed erop. De schuilplaats was niet meer dan 60 cm diep. De benedenburen waren beiden stokdoof, maar zeiden na de oorlog dat ze wel iets hadden vermoed. Het gebeurde geregeld dat de Hollandse of Duitse SD aan de deur kwam, maar die blafte ze af met ‘hoe ze het lef hadden een Duitse lastig te vallen’ en ‘maak niet zoveel lawaai, er ligt hier een baby te slapen’. Zij vond zichzelf helemaal geen heldin, omdat ze vaak bang was dat men de onderduikers toch zou vinden. Mevrouw Anna Schroiff wordt postuum door Yad Vashem geëerd als Rechtvaardige onder de Volkeren, omdat ze belangeloos haar leven en het leven van haar dochter in de waagschaal stelde.

De onderscheiding wordt in ontvangst genomen door haar dochter, mevrouw Erika Schoenmakers-Schroiff.

Yad Vashem in Jeruzalem is het instituut ter nagedachtenis van de zes miljoen Joodse slachtoffers van de Sjoa (Holocaust) en van de duizenden bloeiende Joodse gemeenschappen die door de nazi’s zijn verwoest in de periode 1939-1945. Het instituut is tevens een centrum van onderzoek naar zowel de oorzaken als de gevolgen van de Jodenvervolging tijdens de Duitse overheersing van grote delen van Europa voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Yad Vashem geeft hen, namens het gehele Joodse volk, de eretitel “Rechtvaardigen onder de Volkeren”. Dit is de hoogste onderscheiding die de Staat Israël kent. Aan allen die deze onderscheiding ontvangen, wordt een oorkonde en een medaille uitgereikt. Tevens zal er in Yad Vashem een plaquette met hun naam worden onthuld, welke wordt aangebracht aan een speciaal voor dat doel gebouwde Eremuur.

Het Yad Vashem Instituut is een Israëlische Rijksinstelling, die in 1953 werd opgericht door de Knesset (het Israëlische Parlement). Het doel van het Instituut is de herdenking van de zes miljoen Joden, die tijdens de tweede wereldoorlog door de nazi’s en hun handlangers werden omgebracht en het eren van diegenen, die -zelf niet Joods zijnde- zich op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt bij het redden van Joden.  Het Yad Vashem Instituut heeft sinds 1953 over de hele wereld meer dan 23.250 mannen en vrouwen, waaronder meer dan 5.000 Nederlanders op deze wijze geëerd. Het Yad Vashem Instituut fungeert tevens als het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie, www.yadvashem.org.il