29 maart 2022

Hoogwaterplatform heft zichzelf op

De laatste vergadering van het Hoogwaterplatform

Het Hoogwaterplatform, dat in 2002 werd opgericht om een front te vormen tegen de plannen van het kabinet bij extreem hoogwater een overloopgebied te maken van de Ooijpolder, heeft zichzelf tijdens de jaarvergadering op dinsdag 29 maart in dorpshuis de Sprong te Ooij, opgeheven.  Voorzitter Harry Sanders bedankte een ieder voor zijn of haar medewerking en noemde een aantal mensen (een aantal zijn inmiddels overleden) die een belangrijke inbreng hebben gehad bij het platform. Het hoogwaterplatform heeft zich in de afgelopen jaren met succes verzet tegen de kabinetsplannen en dat heeft geresulteerd in het feit dat deze plannen niet meer doorgaan. Alle aanwezige leden van het Hoogwaterplatform waren voor de opheffing. Twee leden van de zustervereniging uit het Duitse Nordrhein Westfalen waren ook bij de vergadering aanwezig. Door hen werd medegedeeld, dat ze in Duitsland nog niet zo ver waren, maar dat ook daar wel plannen waren om er mee te stoppen. (lees hieronder een aantal citaten uit het verleden)

Het lokale protest tegen noodoverloop in de Ooijpolder zal tenminste enige invloed hebben gehad op het kabinetsbesluit af te zien van noodoverloop. Zelfs als dat niet in directe zin het geval is geweest, dan heeft het Hoogwaterplatform in ieder geval een rol gespeeld bij de mobilisering en het onder de publieke aandacht brengen van kritische rapporten en tegengeluiden uit de wereld van de waterprofessionals. Welke factoren hebben volgens bewoners en direct betrokkenen aan dit succesvolle opere- ren van het Hoogwaterplatform bijgedragen?

Een pragmatische coalitie van ‘autochtonen’ en import

De nauwe samenwerking tussen de autochtone bewoners en de ‘import’ bij het actievoeren is een belangrijke succesfactor geweest. Beide groepen weten van elkaar wat hun sterke en zwakke kanten zijn en vullen elkaar aan. Een van de sterke kan- ten van de ‘import’ is hun (toegang tot) netwerken rondom politici en bestuurders, onder andere in Den Haag. Zeger Stappershoef: ‘De Ooijpolder heeft van oudsher een bevolking die zich niet zomaar ergens bij neerlegt. Een andere reden waarom we al een aantal keren succes gehad hebben, is dat mensen vanuit de stad en sommigen zelfs vanuit het westen hier in de polder zijn gaan wonen. In die dijkhuisjes bij de Groenlanden wonen schrijvers en journalisten die een ingang hebben in het westen. Daar moet je toch zijn, want daar zit ons regeringscentrum. Ik heb het idee dat de combinatie van die twee, van het zich niet zomaar ergens bij neerleggen, maar ook mensen (van buiten; M.W.) die zo’n bedreiging zien, dat we die in ons midden hadden om de kar te trekken. Ik denk dat het nu met het Hoogwaterplatform weer is gebeurd.’39

Cees Alewijnse: ‘Ze (de autochtone bevolking en mensen van buiten; M.W.) hebben zich als een geheel opgesteld. Maar voor zoiets moet je altijd een motor hebben. En zo’n motor bestaat meest- al uit een paar mensen die de schouders eronder zetten en de kunst verstaan om er iets van te maken. En dan krijg je dat je de massa in beweging kunt brengen.’40

Goede organisatie

Harry Sanders legde in De Gelderlander uit wat de basis is geweest van het succes van het Hoogwaterplatform: ‘Als je ergens snel een tamelijk intelligent actiecomité in de benen hebt is het in de achter- tuin van Nijmegen waar het wemelt van de vitale en vastberaden hoogleraren, wetenschap- pers en directeuren die genieten van hun (vervroegd) pensioen. Wij zijn geen doetjes. Wij weten hoe het er in de wereld aan toegaat en je snoert ons niet snel de mond.’41

Doetjes of niet, met een goede organisatie staat of valt een actiegroep als het Hoogwaterplatform. De ervaring van Jan Smit onderstreept dit: ‘De opzet met commissies heeft goed gewerkt. Harry Sanders coördineerde het op een enorm goede manier. Dat is heel belangrijk geweest.’42

Communicatie met de achterban

Het Hoogwaterplatform heeft de communicatie met de buitenwereld goed geregeld. De website is het belangrijkste communicatiemiddel: er staan relevante documenten op en het nieuws wordt op de voet gevolgd. Regelmatig verscheen een nieuws- brief die geïnteresseerden op de hoogte hield van de nieuwste ontwikkelingen. Internet is de actiegroep hierbij goed van pas gekomen. Harry Sanders:

‘Was het voorheen eindeloos bellen om aan goede rapporten te komen, nu vinden actie- voerders met een middagje “googlen” de ene na de andere studie met wetenschappelijke informatie. Zonder internet zou het lang niet zo makkelijk zijn geweest.’43

Arnoud van de Ven: ‘Ze hebben een hele goede site, een nieuwsbrief waar je je voor noppes kunt aanmelden en voor 25 euro per jaar kun je lid worden. Dat is niet veel. Ze stonden vaak in de plaatselijke krant en ze hielden informatiebijeenkomsten.’44

Landelijke aandacht kreeg de organisatie via landelijke dagbladen, magazines en televisieprogramma’s zoals Netwerk en Zembla. Ook buitenlandse media wisten het Hoogwaterplatform te vinden.

Het Hoogwaterplatform benutte alle mogelijke kanalen en middelen om acties te realiseren. Zo zette het ook kinderen in bij het verzamelen van handtekeningen die werden aangeboden aan de staatssecretaris tijdens haar bezoek aan de Ooijpolder eind november 2002. Harry Sanders:

‘We hebben de directeuren van de scholen uitgelegd waarom we de kinderen erbij willen betrekken. Het is ook hun toekomst, zij krijgen te maken met de gevolgen als de Ooijpolder noodoverloopgebied wordt. De meeste scholen hadden geen problemen met het verzoek, ook omdat het allemaal op vrijwillige basis gebeurt.’45

Communicatiestrategie richting Den Haag

De communicatiestrategie van het Hoogwaterplatform was weloverwogen: de leden van het bestuur richtten zich vooral op Tweede Kamerleden die in staat werden geacht het besluit over noodoverloop in de Ooijpolder tegen te houden. De vertegenwoordigers van diverse politieke partijen werden verschillende keren uitgenodigd om te discussiëren en voor een rondleiding in de polder. Arnoud van de Ven: ‘Ze haalden politici naar het oosten. Daarmee dichtten ze de kloof tussen de politiek en de burgers. Ik weet niet of de politiek dat anders zelf zou hebben gedaan’.46Deze strategie was na

een zorgvuldige afweging tot stand gekomen (zie hoofdstuk 4). Essentiële onderdelen van de communicatiestrategie waren het zoeken naar argumenten die het plan voor noodoverloop ondermijnen en het zoeken naar alternatieven. De strategie was gebaseerd op redelijkheid. Leden van het Hoogwaterplatform nuanceerden hun mening dat zij tegen noodoverloop waren met passages als:

‘Onze positie is altijd geweest: als de overheid de bevolking van de Ooijpolder ervan kan over- tuigen dat er een situatie kan optreden waarbij de rest van Nederland alleen te redden is door de Ooijpolder onder water te zetten, dan zouden we dat niet leuk hebben gevonden, maar dan zouden we er begrip voor hebben kunnen opbrengen. Daar ben ik vast van overtuigd.’47

Een ander belangrijk aspect van de strategie was de vasthoudendheid van de leden en het zien van kansen om noodoverloop onder de aandacht te brengen. Jan Smit: ‘Harry heeft als een kat op de haverkist gezeten. Als er een toezegging werd gedaan en er kwam geen reactie dan meteen weer een mailtje, een telefoontje’.48

Goede relatie met beleidsmakers, bestuurders en journalisten

De leden van het Hoogwaterplatform waren in staat om met beleidsmakers, be- stuurders en journalisten een goede relatie op te bouwen en te onderhouden. Hierdoor had Sanders informatie uit de eerste hand:

‘Op 23 juni 2005 stond in De Gelderlander: ‘Noodoverloop opnieuw op agenda van kabinet’.49Ik dacht: “De broek zakt me af”. Ik had als eerste de journalist Joost Aarts gebeld.

En toen merkte ik al snel: jij baseert je niet op feiten, jij baseert het op inschattingen. Toen belde ik Frans Verhoef, beleidsmedewerker van de provincie Gelderland, en hij zei: “Ik ben erbij (discussie in Den Haag; M.W.) geweest, maar ik kan die conclusies niet trekken”. Van Ellen (adviseur; M.W.) had mij in het weekend gemaild: “Wat ik denk dat er speelt is het volgende: men gaat bij hoogwaterbestrijding uit van kans van vóórkomen, dus 1 op 1.250 jaar, maar nu gaat het om een risicobenadering. Dan zou je bijvoorbeeld de dijkringen in Nederland in kunnen delen in hoog, midden en laag risico. Gebieden die minder dichtbevolkt zijn en economisch minder belangrijk deel je in bij lage. De Ooijpolder is dus bij laag risico ingedeeld en ik denk dat die journalist gedacht heeft: “oh dan zullen ze de gebieden die bij laag risico worden ingedeeld wel weer als noodoverloop gebruiken.” Tweede Kamerlid Van Lith bevestigde dit telefonisch aan mij: “Er is absoluut geen sprake van dat noodoverloop op de agenda is”. Dat heb ik in een ingezonden brief in De Gelderlander gezet.’50

‘Voor wat hoort wat’ vormde een belangrijk onderdeel van de relatie tussen de leden van het Hoogwaterplatform met bestuurders. ‘Het Hoogwaterplatform was niet te beroerd om medestanders te helpen’, vertelde Harry Sanders in De Gelderlander. Zo werd hij een keer door een medewerker van de voormalige gedeputeerde de Bondt van de provincie Gelderland gebeld. Sanders: ‘Hij had een alternatief plan ontwikkeld dat tegenover de fracties in Provinciale Staten ver- dedigd moest worden. De Bondt kon wel wat steun van de bevolking gebruiken. Ik had tijd en ben die middag naar het provinciehuis gegaan. Op een zeker moment heb ik het woord gevraagd en het beleid van De Bondt de hemel ingeprezen.’51

Illustratief is ook de speciale bijeenkomst die de burgemeesters van Ubbergen en Millingen aan de Rijn belegden om het Hoogwaterplatform te bedanken na het kabinetsbesluit. De burgemeesters prezen de leden van het Hoogwaterplatform voor hun onverzettelijkheid. Wilbers: ‘in het begin was het een eenzame strijd. De oprichting van het Hoogwaterplatform was een zegen. De mensen bleken zeer des- kundig en kwamen niet alleen met protesten, maar vooral met steekhoudende argumenten’.52