door Geert Willems (Bron: de Gelderlander)
Ineke Eisenburger was nog geen zestien toen zij door pater Jan van Croonenburg van de Haagse mulo werd geplukt. „Hij wilde weten of ik het alfabet kende. Hij zocht iemand die driehonderdduizend missielootjes op alfabet kon leggen."
Dat was de eerste klus die Ineke moest uitvoeren op het Centraal Missiecommissariaat in Den Haag.
„ Zo ontstond een adressenbestand waar we bedelbrieven voor de missie naar toe konden sturen. We verkochten ook voordelige koelkasten, radio's en sanitair voor de missionarissen in het buitenland. Al snel was ik hoofd van de afdeling overjarige radio's. En ik ging op m'n zeventiende op rijles – die instructeur vroeg helemaal niet hoe oud ik was – zodat ik de pater overal naar toe kon rijden. Als privéchauffeur. Ik was er bij als hij mensen bezocht met Afrikaanse collecties. Er werd dan veel gepraat, whiskey gedronken en vaak kreeg hij het mooiste stuk uit de collectie mee. In die tijd vertelde hij me veel over Afrikaanse kunst."
Toen pater van Croonenburg in 1967 vertrok naar Berg en Dal om overste te worden van zijn congregatie van de Heilige Geest, nam de 22-jarige Voorburgse het belangrijkste besluit van haar leven. Ze verhuisde mee, trok in bij een hospita aan de Van Schaeck Mathonsingel en werkte al snel in het Afrika Museum. Dat werd toen nog gerund door de paters. „De basis van de museumcollectie zijn de spullen die verzameld zijn door de missionarissen", vertelt ze. „ De paters van de Heilige Geest zagen dat niet als uiting van heidense cultuur en ze verbrandden de beelden ook niet. Nee, ze gebruikten ze om hier in Nederland te vertellen hoe het daar in Afrika was.
Dat was bijzonder voor die tijd."
Ineke Eisenburger werkte zich in de jaren daarna snel omhoog. Ze studeerde af als culturele antropologe en werd directeur van het museum. Het voormalige missiemuseum was intussen stap voor stap veranderd in een volkenkundig instituut waar ook ruimte was voor hedendaage Afrikaanse kunst. De drempel voor kinderen was omlaag gegaan na de opening van het buitenmuseum door prins Claus.
„Het meest trots ben ik op de uitbreiding en modernisering van het binnenmuseum, die vorig jaar is voltooid." De nieuwbouw van 2006 was dan ook de meest ingrijpende in de historie van het museum. Er kwam een nieuwe entree met museumwinkel, een grote geklimatiseerde tentoonstellingszaal, een nieuw auditorium, een ruimtelijk atrium en verbindingsgangen met zicht op het buitenmuseum.
Er ontstond zo twee keer zo veel ruimte voor de vaste collectie. Van de bijna 8000 museumstukken kunnen er nu 1200 permanent getoond worden. Langzamerhand went ze nu aan het idee om afscheid te nemen.
Volgend jaar moet de tentoonstelling Roots over voodoo het uitroepteken worden achter haar indrukwekkende carrière. „Niet al m'n wensen zijn dan uitgekomen. Het buitenmuseum moet nog aangepakt worden. Ik zou het Afrika Museum ook graag een meer wetenschappelijke uitstraling geven door er symposia te houden. En we zouden in een internationaal circuit met grote tentoonstellingen mee moeten draaien, zoals Herculaneum in het Valkhof Museum. Daar is nu geen geld voor – transport en verzekering is veel te duur van ons. Met 3,5 ton erbij waren we uit de brand."
„ Soms vragen mensen aan me: ‘ben je niet vergeten weg te gaan'.
Nee hoor, het is geweldig om zo'n museum op te bouwen. Maar ik ben wel altijd een westerling gebleven. Ik heb sinds een paar jaar een appartementje in Kijkduin. Op twaalf hoog zie ik dan die enorme zeeschepen door de NieuweWaterweg varen. Op zo'n moment ben ik gewoon thuis. Mensen zijn daar ook directer, hier praten ze vaak om een hoekje. Zoals die mevrouw met het hondje die ik op een overvol terras ooit een plaatsje aan mijn tafeltje aanbood. Na een gezellige babbel zegt ze tegen die hond: ‘wat een aardige mevrouw, hè'. Dat vind ik nog steeds heel kenmerkend voor de mensen hier. Maar na mijn afscheid blijf ik zeker in de regio wonen, al zal ik wel vaker naar mijn postzegeltje in Kijkduin gaan."
|