12 november 2010

Presentatie plannen oorlogsmuseum WW II

Vrijdagmiddag vond onder grote belangstelling van de pers de presentatie plaats van de plannen voor een nieuw Oorlogsmuseum in Nijmegen-Noord, de Waalsprong. De drie directeuren van de oorlogsmusea in Groesbeek, Overloon en Oosterbeek hebben een plan bedacht om, naast hun eigen musea, een gezamenlijk oorlogsmuseum op te richten. De kosten hiervan zullen ongeveer 30 miljoen Euro gaan bedragen en men heeft er alle hoop op dat dit ook daadwerkelijk bijeen gebracht gaat worden. Het plan is om het Wereldoorlog II museum in 2014 te realiseren, maar als dat niet lukt, kan het net zo goed 2015 worden, aldus Wiel Lenders, de directeur van het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek. In aanwezigheid van burgemeester de Graaf en wethouder Beerten van Nijmegen werd het plan gepresenteerd. 

DSC_1267oorlogsmuseum


Bron: de Gelderlander
Nog geen twee weken na het einde van het Nationaal Historisch Mu­seum in Arnhem presenteren de re­gionale oorlogsmusea in Ooster­beek, Groesbeek en Overloon van­daag het plan om gezamenlijk een nieuw museum te beginnen dat is gewijd aan de gehele Tweede We­reldoorlog. Dit WO2-Museum moet komen in Nijmegen- Noord, aan de Betuwse kant van de Waal. Het gaat 25 miljoen kosten die moeten wor­den opgebracht door diverse minis­teries en particuliere ( inter)nationale fondsen. De regio Arnhem-Nijme­gen heeft in 1944 en ’45 een sleutel­rol gespeeld in de bevrijding van Ne­derland en de beslissende opmars naar Duitsland.

door Rob Jaspers NIJMEGEN – Drie regionale musea, het Airborne Museum in Ooster­beek, het Oorlogsmuseum van Overloon en het Bevrijdingsmu­seum in Groesbeek willen samen in Nijmegen een nieuw museum voor de Tweede Wereldoorlog op­richten. Een locatie is ook al in beeld: een plek in het nieuwe ste­delijk hart van Lent langs de Waal – het gebied waar de Amerikanen in 1944 na een heldhaftige Waal­oversteek de Duitsers verdreven om zo de weg vrij te maken voor verovering van deWaalbrug.

De drie musea willen in het nieu­we museum de totale geschiedenis van de oorlog, van oorzaak tot be­vrijding en de wederopbouw be­lichten. Maar ook voor thema’s als vrijheid, democratie en mensen­rechten is er plaats in dit museum. Voor uitvoering van hun plannen hebben ze circa 30 miljoen euro nodig, Bij hun zoektocht naar fi­nanciers richten ze zich niet op één ‘gulle gever’, maar op tiental­len instanties – van nationale en in­ternationale fondsen tot diverse ministeries in Den Haag en lokale en regionale overheden.

De initiatiefnemers rekenen erop dat drie bestaande musea en het nieuwe museum samen zeker 270.000 bezoekers per jaar kunnen trekken. Dat aantal halen de drie bestaande musea nu al in goede ja­ren.

De initiatiefnemers hebben de prognoses bewust laag gehou­den om zich vooraf niet rijk te re­kenen aan inkomsten.

De achtergrond en aanleiding voor het nieuwe museum is dat de TweedeWereldoorlog van herinne­ring langzaam maar zeker geschie­denis wordt. Over enkele decennia is er niemand meer die deze oor­log meemaakte. Die verandering vraagt om een nieuwe presentatie van het oorlogserfgoed, vinden de initiatiefnemers. De jonge genera­ties stellen andere vragen dan de ouderen de die de oorlog werkelijk beleefd hebben. Met de opening van de Liberation­route in de stadsregio, met tiental­len luisterkeien, hebben de oor­logsmusea al proberen in te spelen op deze verandering. Voor deze slagveldroute bestaat een enorme belangstelling, ook onder gewone wandelaars en fietsers.

Voorbeelden voor het nieuwe mu­seum, dat Museum WO2 moet gaan heten, zijn de musea in het Belgische Ieper (EersteWereldoor­log) en het Franse Caen in Nor­mandië. Daar blijkt ook dat de in­teresse voor de oorlogsgeschiede­nis nog steeds toeneemt.

Het nieuwe museum moet een toe­ristische trekker worden voor ver­schillende doelgroepen uit bin­nen- en buitenland. Uit Amerika, Canada en Engeland komen nu al steeds vaker de kleinkinderen van de geallieerde militairen naar deze regio. Het museum wil zich echter ook richten op bezoekers zonder enige voorkennis van de oorlogsja­ren.

Het initiatief voor een nieuw mu­seum krijgt volop steun van de Nij­meegse burgemeester Thom de Graaf. Hij heeft de afgelopen jaren vaker gepleit voor meer aandacht van de bijzondere oorlogsgeschie­denis in de regio Arnhem-Nijme­gen. Stilstaan bij de oorlog leidt tot volgens hem nadenken over de identiteit van stad en regio. Maar hij is er tegelijk van overtuigd dat zo’n nieuw museum ook goed is voor de economie van de stad en regio. Het museum past bij de rui­me aandacht die de stad geeft aan zijn cultuurhistorie. Met de city­marketingsacties Altijd Nijmegen

probeert de gemeente al enkele ja­ren de bijzondere historische mo­menten van de stad te benutten voor de eigen economische ont­wikkeling.

Volgens De Graaf kent stadsregio een unieke oorlogsgeschiedenis die boven het lokale en nationale niveau uitstijgt. Denk aan de ope­ratie Market Garden, die leidde tot de bevrijding van Nijmegen, maar in Arnhem vastliep. Het vergis­singsbombardement op Nijmegen in 1944 is een ander trauma. Daar­naast zijn er ook voorbeelden van zeer succesvolle oorlogsacties, zo­als de oversteek van de Amerika­nen over de Waal en het gegeven dat in het Rijk van Nijmegen in 1945 het Rijnlandoffensief van start ging. Vanuit deze regio trok­ken meer dan 500.000 geallieer­den op naar Duitsland om het Rijnland te veroveren. De drie be­staande oorlogsmusea zullen ook op locatie aandacht blijven schen­ken aan die bijzondere oorlogsmo­numenten. Maar de depots en ar­chieven gaan straks over naar het nieuwe museum.