1 juli 2005

Ooijse Klinkertjes

Onlangs was er in een voorstad van Ooij, ook wel de Heerlijckheid genaamd, een reünie van een aardig aantal grijze knarren die vroeger in Beek de Geest gekregen hadden. Hun ouders moeten hier niet veel mee opgehad hebben, want niemand van de deelnemers had de prachtige voornaam Jozef gekregen. Een van de sponsoren van deze bijeenkomst die wel iets had met de beroepsstiel van Jozef, zette mij onder druk om een stukje over dit evenement te schrijven. Ik keek hem over mijn kleine brillenglazen verwijtend aan en kijkend naar de deelnemerslijst, zei ik: dan moeten er eerst wel Flappen komen.
Jan en Toon Hendriks gaven mij groot gelijk. Toon draaide net een zware van Nelle, die hij van Jan Lamers gekregen had, en zei tegen mij: Klinker doe het maar niet, je zou nog eens een Bok schieten. Dat is wel het laatste wat ik zou willen, dus beperk ik mij ook deze keer weer tot de polder. Als onze bekendste Bromsnor, na Klok natuurlijk, afscheid neemt, dan moet je daar toch even aandacht aan schenken. Ik heb namelijk in de memoires van Kalma gelezen hoe Henk bij de politie is gekomen. Hij moest namelijk bij Oor en Kalma drie vragen beantwoorden, als hij die goed beantwoorde, mocht hij bij de politie. De eerste twee vragen waren voor Henk totaal geen probleem. De derde vraag aan Henk was, wie heeft Willem van Oranje vermoord. Verrek, zei Henk toen, ben ik nog niet bij de politie of ik moet al een moord oplossen. Henk was op deze wijze al een ervaren rot, voordat hij bij de politie was aangenomen.
Zijn eerste grote zaak in Ooij was, de krakersrellen in de Beatrixstraat. Het toenmalige opperhoofd van de Ooijse Hell’s Angels, Hansje Berns, had de euvele moed om met een paar andere trawanten het huidige pand van Bartje te kraken. Met adellijke overredingskracht, wist onze dorpsveldwachter, die ook al naast een Graaf en Hertog gewoond had, de jongens uit het krakerpand te krijgen. En passant loste hij natuurlijk ook de woningnood onder deze jongens op, door ze naar huis te sturen. Door zijn toedoen kregen wij in Ooij ook nog een heus politiebureau. Dit werd door ene Ans mooi schoon gehouden en door Alex Derksen in een buut heel oneerbiedig betiteld als de “pornocabine”.
Henk was ook niet pakvast. Elke morgen was het een verrassing welk kostuum hij uit zijn uitgebreide collectie aantrok. Niet zelden liep dan, zoals wij dachten in het kader van een of andere uitwisseling, een Engelse Bobby, ein Deutscher Feldwebel of een Belgische Rijkswachter door de Ooijse dreven. Henk is ook een fervente Spa of Seven Up drinker. Mede door deze nooit uit de hand gelopen hobby werd het in ons dorp nooit echt blauw op straat. Het was dan ook niet zo gek dat er op zijn afscheidsreceptie veel stars and stripes rondliepen. Naast deze hotemetoten waren er zeker ruim 200 Ooijse receptiegangers.
Ik vroeg nog aan Henk waarom die mensen eigenlijk gekomen waren. Och, zei Henk, dat zijn mensen die nog nooit een bekeuring van mij gekregen hebben. Het was bloedheet in de Sprong, waardoor je kon merken dat de gehele politiemacht ook bij gezellige bijeenkomsten zich in het zweet moet werken. Het was om het in Henks woorden te zeggen “een warm afscheid”. Velen vroegen zich die middag wel af wat Henk nu zou gaan doen. Ik weet het wel, hij blijft echt niet bij de pakken neerzitten.

 

Groetjes medeklinker.